vrijdag 24 december 2010

O denneboom ...


Deze kerstboom is nog van vorig jaar. Ik heb haar in mijn tuin laten overzomeren en overwinteren en nu neem ik haar mee naar binnen om haar prachtig aan te kleden. Een paar weken lang mag ze schitteren op de hoogste troon. 

Jaren geleden toen Hannah nog een klein meisje was, hadden wij een afgezaagde kerstboom op een plankje. Ook die boom stond met ballen, slingers en kaarsjes in onze huiskamer. We zongen: 'O denneboom, wat zijn je takken wonderschoon' en we waren dol op haar. Zo gezellig, zo'n boom met lichtjes.

Hannah kon dan ook niet begrijpen dat diezelfde boom, waar we zo van gehouden hadden na de kerstdagen plompverloren in de voortuin lag om daar te wachten op de wagen van de vuilnisman. 'Het kerstboompje spartelt en trappelt,' zei ze. 'Het wil bij ons blijven!'

Ze had gelijk. Vandaar dat ik nu een boompje heb in een pot, dat na oud en nieuw gezellig terug kan naar de tuin. Wel ben ik bang dat mijn grote boom een beetje jaloers zal zijn. Die probeert immers al jaren groter en groter te worden om naar binnen te kunnen kijken. Komt er zo'n onderdeurtje langs, wordt het binnengehaald alsof het de koningin is.
Tja, je hebt nou eenmaal gewone bomen en ... kerstbomen.

Speciaal voor de kerst en voor Hannah heb ik een gedichtje gemaakt over dat kerstboompje van vroeger, je weet wel, op dat plankje.

In onze tuin ligt een prinses

In onze tuin ligt een prinses
met zonder kleren aan.
Kaal, mottig en vergeten wacht
zij op de vuilnisman.

Ze was de mooiste van het feest,
een kroontje in haar haar,
en glitters op haar groene jurk.
We hielden van elkaar.

Daar komt de stinkwagen al aan.
Ik ruik zijn vieze bek.
Een groene man pakt haar vals beet,
knijpt heel hard in haar nek.

Met aan haar voet een glitterdraad,
trappelt ze nog een keer.
Ze spartelt, roept en gilt naar ons.
Ik kijk niet langer meer.

Straks als ik groot ben, neem ik zelf
een kerstboom met een kluit,
die altijd bij mij blijven mag,
altijd, jaar in jaar uit.

Namens alle lieve beesten wens ik jullie: een warm kerstfeest en een voedselrijk nieuwjaar!

.

dinsdag 21 december 2010

Ontbijt in de sneeuw


Vanmorgen om acht uur keek ik vanuit mijn slaapkamerraam de tuin in. Karel was al driftig bezig met het eten van mijn gisteren neergelegde stuk appel. Ik besloot nog niet naar beneden te gaan, want dan zou Roos wakker worden en het eerste wat Roos ’s ochtends doet is de tuin in stappen. Dus kroop ik met een warme trui aan achter de computer. De verwarming kan ik namelijk ook alleen maar beneden aanzetten. Na een halfuur gluurde ik opnieuw door een kier in het gordijn om te zien of de kust veilig was. Maar nee hoor, Karel was nog volop bezig met het door de tuin rauzen van zijn appel. Ontbijten noemt ie dat.

Inmiddels had ik ook wel zin in een ontbijtje en dus kon Karel van mij de boom in. Klaar met die appel. Ik heb ook rechten hier in huis! En trouwens, zie je wel dat ie zijn buikje lekker dik en rond gegeten heeft?

De dierenbescherming zegt dat je vooral ook een bakje water in de tuin moet zetten. Let op: onbevroren water! Geen zout erin doen, zetten ze er vrolijk bij. Wat dan? Heen en weer hollen? Weten ze daar bij de dierenbescherming niet hoe snel een bakje water bevriest?

Ik doe het twee keer per dag. En denk maar niet dat de vogels dan meteen blij aan komen vliegen. Ze kijken eerst argwanend de kat uit de boom (de kat het huis in?) en dan ... eh tja precies, dan is het water weer bevroren.

Dan maar een hap sneeuw, jongens. Eet smakelijk!



.

woensdag 15 december 2010

Frettenpoep van Charley


Ik had het al over de woelratjes onder mijn huis. Wat ik er niet bij verteld heb  – om niemand ongerust te maken – is dat Amsterdam vergeven is van de woelratjes. Dat zei de meneer van de tuinwinkel, die ene, die er verstand van had. Ik fiets nu dus heel oplettend rond en ik zou iedereen dat aanraden, want iedere loszittende tegel kan zomaar wegzinken naar de diepste diepte. Zo fiets je boven de grond en zo eronder, wil ik maar zeggen.

De paal in de grond en de fluitende flessen hebben nog niet erg geholpen. De woelratjes zijn er nog steeds. Vorige week zag ik iets heel kleins door mijn tuin schieten en er is nóg een aanwijzing: een nieuwe gang! Nog in aanbouw, maar toch. Opnieuw zochten we het internet af en lazen over een ander, héél goed middel: frettenpoep. Dat leg je in de gangen en dan denken die woelratjes dat het daar niet pluis is. Slim hè?

Charley in de armen van Daniël
Maar hoe komt een stadsbewoner aan frettenpoep? Hoe de anderen dat denken op te lossen weet ik niet, maar ik heb geluk. Ik heb Daniël en die loopt stage op kinderboerderij Bijlmerweide. En daar – je raadt het al – hebben ze een fret. Hij heet Charley en hij kan poepen als de beste.


huisje van Charley
 Als Amsterdam echt zó vergeven is van de woelratjes als de meneer van de tuinwinkel denkt, kunnen ze daar bij de Bijlmerweide binnenkort wel een winkeltje openen. Voorlopig kreeg ik als eerste een zakje uitgereikt!

Blij fietste ik naar huis. Eerst keek ik goed om me heen of er nergens woelratjes zaten toe te kijken, want die zouden zich dan natuurlijk meteen liggen te bescheuren. Poep uit een zakje! Lekker nep, zeg. Daar trappen wij niet in.

Ik deed het dus stiekem en snel. Het ziet er zo uit en het stinkt behoorlijk. Nu maar hopen dat het ook helpt. Wat denken jullie?






.




.

maandag 6 december 2010

Slimme kraaien


Moet je dat zien. Zo groot en zwart en toch uit zo'n piepklein netje willen eten, dat overduidelijk voor meesjes en vinkjes bedoeld is. Eerst jaagt hij alles wat klein en hongerig is de tuin uit met een hele hoop overdreven lawaai. Kra, kra, kra, kra! Eén keer is ook wel genoeg, ja!
Dan plaatst hij zich op de tak, trekt het netje naar boven (met een kop alsof het van hem is) en gaat uitgebreid zitten dineren.
Ik moet toegeven dat ie het slim doet. Stukje bij beetje haalt hij het touw naar zich toe, terwijl hij het telkens vastklemt met één poot. Precies zoals wij dat zouden doen.

Wat een schrokop. Hij zou het liefst dat hele net in één keer in zijn keel steken.

Maar slim of niet, ik vind het ook een beetje kinderachtig van hem. Hij kan toch zeker wel ergens wat uit een vuilnisbak stelen? Of uit een boodschappentas?
 


Ik heb er wat op gevonden. Ik hang de mezenbollen (let op de naam!) nu aan een heel lang touw. Dat duurt hem veel te lang, wedden?


Nou ja! Zie je dat? Heeft die grapjas het touw één keer om de tak heen geslagen! 


Meer slimme kraaien zien? Klik dan eens hier. Eureka! Of klik hier en verbaas je zo mogelijk nog meer!






.

vrijdag 3 december 2010

IJspret


Een lekker dik pak sneeuw in de tuin. Het lijkt wel winter! Dit is eh ... de vijver en zoals je aan de sporen ziet houdt Roos er erg van om daarover heen en weer te lopen. Ssst, ik weet hoe dat komt …


Aan het begin van de week, toen er nog maar een vliesdun laagje ijs op de vijver lag is hij erdoor gezakt. Niet lachen!!
Ik was juist bezig het vogelhuisje middenin de tuin te zetten en vetbollen op te hangen, toen ik een geweldige plons hoorde.



Ja hoor, Roos lag er met kop en voorpoten middenin en wist niet hoe gauw hij weer uit die koude kledder moest komen. Eenmaal terug op de kant begon hij verontwaardigd zijn voorpoten warm en schoon te likken. Zijn humeur werd er niet beter op toen ik hem keihard uitlachte. Hij vluchtte naar binnen om daar verder te poetsen en een beetje op te warmen.

Nu, een paar dagen later, danst hij stoer op het vijverijs alsof hij iedereen wil laten zien dat het kan. ‘Hee sukkels, durven jullie niet? Ik wel hoor. Kijk maar! Lalala.’
Het advies van ijsmeester Roos luidt dan ook: 'Het ijs in onze tuin is superbetrouwbaar. Je kunt er fijn op hossen en rossen zonder dat het breekt.'


PS. Nog fijner is lekker soezen op de bank bij de verwarming. Zzzzz

zaterdag 27 november 2010

Woelratjes!

Het begon met een gat in het tuinpad. Gisteravond stapte ik er in het donker bijna in. Vanmorgen bekeek ik de zaak eens wat beter. Nou ja! Wat was dit?

Daniël dacht aan een mol of een rat die zo brutaal was een gang onder ons pad te graven, Hannah hield het op de Noord-Zuid lijn en ik vermoedde dat het iets te maken had met mijn nieuwe boek: Het geheim van de onderaardse grotten. Dit kon geen toeval zijn!






We besloten het onderzoek wetenschappelijk aan te pakken. Eerst dook Roos met kop en schouders in het gat. Al gauw zat hij vast.

 
Daarna haalde Daniël meer tegels weg, waarbij hij een opgraving deed. Een lepel! Dit voorwerp leek ons een aanwijzing dat wij van doen hadden met een zeer intelligent graafdier. Het maakte gebruik van werktuigen!

Wij speurden verder. Het dier (of was het soms een hele familie?) had al drie gangen gegraven: één naar de buren, één naar de rest van de tuin en één onder ons huis door. Dat laatste beviel mij nog het minst.



Er zat niets anders op dan een grote zak zand te kopen bij de tuinwinkel in de buurt. Daar begon de één te roepen dat we gif moesten strooien en de ander dat we klemmen moesten plaatsen. De enige die er echt verstand van had, luisterde rustig naar ons verhaal en zei: ‘Dat zijn woelratjes. Die komen uit het water.’
‘Uit het water?’ riepen wij. ‘Maar de Transvaalkade is een heel blok verderop!’
‘Zo’n huizenblokje, daar zitten die beestjes niet mee,’ zei de meneer. ‘Daar graven ze zo onderdoor.’
Gelukkig was er niets aan te doen. Klemmen en gif zouden niet helpen. Mooi zo, want daar houd ik totaal niet van.
Thuisgekomen vond Daniël op het internet allerlei tips om de woelratjes te verjagen, zodat ze fijn een deurtje verder gaan graven.

Let op! Hier komen er twee van een boer uit de Achterhoek.
1) Sla een balk in de grond en klop daar elke dag op met een grote, vette hamer. Dat dreunt lekker door.
2) Graaf een fles of een paar flessen in, rechtop, met een stukje van de hals boven de grond. Dan komt de wind daarin blazen en fluiten en daar houden woelratjes ook al niet van.

Wie had dat gedacht! Een kloppende, fluitende anti-woelrat-klankspeeltuin. En nu maar hopen dat het helpt. Dan mogen de buren ze weer een deurtje verder helpen. Wel de goeie kant op graag!

PS. Zien jullie wel dat ik de kop van mijn weblog veranderd heb? In deze blog beschrijf ik alles wat er gebeurt met de dieren in en om en ONDER mijn huis!

woensdag 17 november 2010

Bomenkapper


Nee, een boom is geen dier. Maar omdat mijn boom wel heel veel dieren geduldig huisvest, verdient hij toch een plekje op mijn blog. Zeker nu de kapper langskomt. En zoals het hoort krijgen jullie daarbij een plaatje van vóór en na de behandeling.

Hierboven is duidelijk te zien hoe mijn boom brutaal naar binnen staat te gluren bij mijn slaapkamer. En reken maar dat Karel en de koolmezen zich regelmatig op zijn takken verdringen om ook een glimp op te vangen van wat daar allemaal gebeurt. Soms krijg ik het gevoel dat de boom zijn takken naar mij probeert uit te strekken om mij liefdevol te omhelzen. Word ik op een ochtend wakker in de armen van een kersenboom! Een nepkersenboom wel te verstaan want er groeit geen normale kers aan.

Wat is er tegen het slapen in een boom? Beroemde voorbeelden gingen mij voor. Mijn tante en oom in Laren natuurlijk, maar ook de Griekse held Odysseus, die twintig jaar van huis was en daarna alleen nog maar kon bewijzen dat hij het echt was door over dat bed in die boom te beginnen. Alleen lijkt het mij zo nat in de herfst en zo koud in de winter. Je hoort het al: ik ben niet bepaald voor held in de wieg gelegd. Gewoon een watje, dat lekker onder een donzen dekbed wil wegdromen.

Een bomenkapper heet een hovenier en die knipt niet maar die snoeit. Die van mij heet Sjoerd. Hier zie je hem aan het werk. Stoer hè?



En wat vinden jullie van het kapsel? Beetje kaal? Maar dat is niet alleen de schuld van Sjoerd, hoor. De wind kwam ook nog even langs om mijn boom een aai over zijn bol te geven. Hee wind, kan het voortaan wat voorzichtiger?! Noem je dat een aai?







woensdag 10 november 2010

Dakloos


Als de bladeren vallen, zie je opeens van alles. Het voederhuisje van afgelopen winter bijvoorbeeld. Ik had het opgehangen om de vogels voedsel en onderdak te geven. Onderdak? Dak? Waar is mijn dak gebleven!?

Eerst dacht ik aan de Vlaamse Gaaien. Zware jongens zijn dat, die alleen in de winter in mijn tuin komen als er wat te halen valt. Ze nemen heel hebberig twee doppinda’s tegelijk in hun bek en dat gaat natuurlijk beter door een open dak dan door zo’n suf, klein deurtje.

Maar plotseling kreeg ik mijn koolmezenkast in het oog en dacht aan het prachtige nestje dat ik er nog niet zo lang geleden uithaalde. Zouden die twee slimmeriken strootje voor strootje mijn dak meegenomen hebben? Ze dragen dan wel van die keurige stropdasjes, maar dat zegt tegenwoordig ook niks meer. En trouwens, wat dacht je van die bivakmutsen? Stelletje boeven!

Nadat ik dit stukje geschreven had, stond ik op van mijn stoel en zag iets raars.



Nou ja! Is dat een nieuwe rage, nesten bouwen van mijn goeie spullen?
Houd de dief!


maandag 1 november 2010

Gatenweb



Hoezo gatenweb? Ooit een web zónder gaten gezien? Anders zou het toch zeker wel een spinnenkleedje heten! Of een spinnengordijntje. Maar deze spin maakt het wel heel bont. Hoe lang houdt hij dit vol, vroeg ik me af. Een beetje vlieg vliegt door die knollen van gaten vrolijk verder, terwijl hij een lange neus maakt naar meneer Spin met zijn web van niks.

Als ik er vroeger slordig bij liep of een gat in mijn kleren had, zei mijn moeder altijd: ‘Kind, je lijkt wel van de bedeling.’(Spreek uit: bedééling.) Daar gingen arme mensen heen, die zelf geen geld hadden om kleren te kopen. Die kregen ze dan van de bedéling en als ik mijn moeder mag geloven, dan waren die kleren vaak te groot of te klein of er zaten gaten in.

Nou, deze spin is volgens mij ook behoorlijk van de bedéling. En waarschijnlijk kwam hij net voor sluitingstijd binnenvliegen.
'Een webje graag.' Hijg, hijg.
'We hebben alleen deze nog hangen. Een tweedehandsje. Maar als u hem een beetje opknapt...' 
En dat heeft die vette luilak dus mooi niet gedaan. Hij dacht natuurlijk: er is nog meer dan genoeg web over. Ophangen en schommelen maar.

Of zou hij juist vol trots aan iedereen willen laten zien hoe vreselijk veel dikke vette vliegen hij al gevangen heeft? Wat een knollen van gaten, wat een dikke vliegen, wat ben ik knap! Heb ik een stoere macho-spin in mijn tuin, die liever trots verhongert, dan een watje te lijken die vandaag nog helemaal niet beet heeft gehad.

Wat denken jullie? Een vette luilak? Of toch een stoere macho?

woensdag 20 oktober 2010

Slaapkoppen


Vandaag kwamen er zomaar twee mannen het huis binnen stappen. Ze hadden eerst aangebeld, maar dat maakte het voor Roos eigenlijk alleen maar enger. De bel kan tenslotte ook betekenen dat Lobo voor de deur staat.

Deze keer was het dan wel geen blaffende springende hond, maar mannen kunnen ook behoorlijk eng zijn. En het waren er twee! Blaffen en springen deden ze gelukkig niet, maar ze roken wel verdacht, heel anders dan wij, en ze hadden ritselende spullen bij zich.

Roos had het gauw gezien. Met zijn buik tegen de grond sloop hij de kamer uit om daarna stilletjes de trap op te hippen. ‘Vlug op het blauwe bed,’ leek hij te denken, ‘daar durven die engerds vast niet te komen.’ Waar hij gelijk in heeft.
Maar uuuuuhhh …. het bed was bezet!  

Was dat even boffen? Hannah lag er al. En wat is er fijner dan met z’n tweeën op het blauwe bed?
Zzzzzzz….





maandag 4 oktober 2010

Logeren



Zaterdag kwam Lobo logeren. Ik zal eerlijk toegeven, dat ik me van tevoren bezorgd had afgevraagd hoe dat ‘s nachts zou gaan. Of hij bijvoorbeeld niet de hele buurt bij elkaar zou blaffen. Of, minstens zo erg, mij om zes uur wakker zou maken met gehonkebonk boven mijn hoofd.
Maar nee hoor. Wat een zoetje! Hij sliep uit tot negen uur en toen ik hem uit zijn bench (hok) haalde, kwispelde hij blij. Geen blafje kwam er over zijn lippen. Wel trok hij mij daarna bijna van de trap af, maar dat was enthousiasme.

Opgewekt begonnen Lobo en ik aan een wandeling langs het water. Af en toe moest ik wel met mijn volle gewicht aan de riem hangen om hem in bedwang te houden, want als hij wat ruikt dan ruikt hij het ook echt. En dan moet hij erop af. Zelf dacht ik dat het er wel goed uitzag, tot een man een gesprekje met mij begon. Hij wilde weten hoe oud Lobo was. ‘Anderhalf jaar nog maar,’ zei ik. ‘Maar hij is erg sterk.’ ‘Dat zag ik,’ lachte de man. ‘Hij sleurde je de hele kade over.’

Die middag in park Frankendael hield ik Lobo superkort om duidelijk te maken wie van ons tweeën de baas was. Het beloofde een fijne middag te worden: het zonnetje scheen en allerlei mensen riepen aardige dingen over Lobo. Wat een schatje, zo wit en dan die mooie zwarte ogen, wat een beauty. Ik knikte trots. Maar bij de vijfde of zesde keer had ik er genoeg van. En ik dan? wilde ik vragen. Ik had mijn allermooiste herfstrokje aangetrokken en denk maar niet dat iemand daar wat van zei.

Dus voerde ik Lobo gauw mee naar het eiland middenin het park, waar maar weinig mensen komen en waar hij los mag. Daar konden we tenminste ongestoord rondrennen en foto’s maken. Zie je hoe stoer hij bezig is met die tak? En wat is hij mooi, hè?



donderdag 16 september 2010

Koolmezennest na de zomer


Het nestkastje van de mezen moet schoon! Voor de herfst nog. Dat zegt een mevrouw van de site trouw.nl/groen. Ik schreef haar een brief omdat ik twijfelde. Het leek mij wel handig het nestje te laten zitten. Dan kunnen ze er volgend voorjaar zo weer in, dacht ik. Even de boel een beetje opknappen en klaar is mees. Maar nee hoor. Dit was het antwoord:

Meesjes maken voor elk broedsel een nieuw nest. Desnoods doen ze dat bovenop het oude, zelfs als daar nog eitjes liggen of een dood vogeltje. De kastjes moet u voor de herfst schoonmaken. De oude nesten bevatten meestal veel ongedierte. De vogels slapen er in de winter en in het voorjaar moeten ze weer in een schone nestkast aan de slag kunnen gaan.
Tineke 

Nou zeg, had je dat gedacht? Die mezen maken soms hele flatgebouwen binnenin die nestkastjes! En dat ze er ’s winters in slapen! Dan wordt het dus opeens een mezenhotel. Ik zou graag iets voor ze op de vloer leggen, een prop watten of een pannenlap, want op dat kale hout slaap je vast niet erg lekker. Maar vooruit, Tineke weet er alles van en die lijkt het heel gewoon te vinden.

Ik zal het maar eerlijk bekennen: ik vond het nogal eng om mijn kastje open te maken. Je weet tenslotte maar nooit wat je te zien krijgt. Dus gluurde ik eerst met één oog om een hoekje en zuchtte opgelucht. Tenminste geen dood vogeltje, dacht ik. Tot ik beter keek …


Ja, daar word je wel even stil van. Die kon natuurlijk niet tegen zijn stoere broers en zussen op. Ik heb ze horen schreeuwen in het voorjaar, dus ik kan het weten.

Maar zie je wel hoe mooi dat nestje gemaakt is? Met dat gras in de hoeken, zodat het niet kan schuiven en dat pluizige wit om het lekker zacht te maken. Probeer dat maar eens na te doen. Handen op je rug, takje in je mond en prutsen maar.
O ja, je mag ook je voeten gebruiken.


zaterdag 11 september 2010

Karel Appel



Karel Appel was een schilder. Een nogal woeste schilder. Hij maakte schilderijen van mensen en dieren met heel felle kleuren en dikke zwarte lijnen erom heen. Maar daarover gaat dit stukje helemaal niet! Het gaat over mijn Karel, je weet wel die zwarte met die witte sjaal, die op een nogal woest wijze een Appel eet.
Hierboven kun je zien dat hij de zaak wel goed in de gaten houdt. Zo'n lekkere appel, zomaar midden op het pad, steekt daar niks achter?


Maar al gauw kan het hem allemaal niks meer schelen. Hij stort zich op deze verrassing alsof hij denkt: al moet het mijn laatste appel zijn, deze is voor mij en voor niemand anders.








 Zo hé, heeft die zijn best gedaan of niet? Je kunt die appel bijna zien zitten in zijn buikje. Zo bol! En, o ja, hij laat ook nog even een stukje van zijn witte sjaal zien, zodat je zeker weet dat hij het is. Daar bij zijn nek, zie je het?

maandag 6 september 2010

Gevecht

Zonet klonken er vreselijke oorlogskreten op vanuit de achtertuin. Er lagen duidelijk twee katten met elkaar in de clinch en het gekrijs en gejammer was niet van de lucht. Ik vloog op en rende naar het balkon om de zaak zelf te kunnen bekijken. Ik ben altijd bang dat Roos vermoord wordt.


Net op tijd. De Rooie van de hoek was onze tuin binnengedrongen en Roos en hij zaten als tijgers tegenover elkaar. Ik vond Roos wel stoer. Natuurlijk hoorde die Rooie mij op het balkon en meteen keek hij betrapt naar boven.
Het gekrijs ging nog even door. Geen van beide verzette een poot, ze bliezen niet eens naar elkaar. Er was alleen dit angstaanjagende oorlogsgehuil.

Plotseling stopte het. Allebei keken ze een beetje ongemakkelijk om zich heen alsof ze geen van tweeën meer wisten wat ze daar nou eigenlijk aan het doen waren. Ik verwachtte bijna dat ze met een kort knikje uit elkaar zouden gaan. Zand erover, wat een gezeur ook. Maar dat was niet zo. Wat denk jij? Wie gaat dit gevecht winnen? 

Uuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuuh....



                                                         Roos!! Watje! 







vrijdag 3 september 2010

Wereldreiziger of garderobejongen?


Vandaag heeft Roos een nieuwe schuilplaats ontdekt. Behalve de prullenbak, het hoekje van de bank en de planten achter de vijver is er nu ook: het plekje onder de kapstok. Hij ligt er prinsheerlijk op een klein rugzakje als een echte wereldreiziger. Hij droomt er vast van om nu eens zelf op reis te gaan en zijn vrouwtje alleen achter te laten. Kan ze eens meemaken hoe het is om alleen in huis te zijn zonder een vriendelijk ‘Goeiemorgen’ elke ochtend en zonder een schoot om op te liggen. Eigen schuld!

Of zou hij toch van andere dingen dromen? Van garderobejongen worden in een woeste disco bijvoorbeeld. Om dan met een snel gebaar de jassen en jacks aan te pakken van hippe jongens en meisjes. Of toch liever in de deftige Stopera bij de bontjassen? Hij, in een mooi rood pakje met een petje op. Ik weet het niet en ik zal het hem ook maar niet vragen. Hij slaapt net zo lekker.
Zzzzzzz zzzzzz




dinsdag 31 augustus 2010

Lobo en Roos



Vandaag hebben we bezoek van Lobo. Lobo is de hond van mijn zoon Daniël.
Hij is helemaal wit, behalve zijn ogen, daar heeft de natuur zelf mascara op gesmeerd. Mooi hè?
Jammer genoeg kunnen Lobo en Roos niet in één ruimte samen zijn. Wat er dan zou gebeuren? We hebben het nooit uitgeprobeerd, maar als ik Lobo’s opgetrokken lip zie en zijn gegrom hoor, weet ik genoeg.

Soms smst Daniël van tevoren dat hij eraan komt, zodat ik Roos in veiligheid kan brengen op mijn slaapkamer, met etensbakjes en al.
Maar soms staan de jongens zomaar voor de deur. Dan moeten we verstoppertje spelen, want het is onmogelijk om met Roos op de arm langs Lobo te komen. Niet dat Lobo Roos dan meteen in kleine stukjes bijt, zo gevaarlijk is hij nou ook weer niet, maar Roos zou wel een hartverlamming krijgen van schrik.

Tegenwoordig hebben we het volgende aanvalsplan: Daniël en Lobo sluiten zich direct na binnenkomst op in de wc. Deur op slot! Daarna ga ik Roos zoeken: in de prullenbak, onder de bank of tussen de planten achter de vijver. Ik neem hem op de arm en breng hem naar boven. Inmiddels begrijpt hij dan al hoe laat het is en klauwt zich – au, au – aan mij vast. Zodra Roos veilig en wel op mijn bed ligt, slaapkamerdeur goed dicht (!) mogen Daniël en Lobo tevoorschijn komen.

Als Daniël en Lobo blijven slapen, treedt er een nieuw plan in werking. Eerst gaan zij naar boven, naar Daniëls kamer. De deur ... precies! ... goed op slot. Daarna bevrijd ik Roos uit de slaapkamer. Roos ruikt natuurlijk dat Lobo nog in huis is en klampt zich weer – au, au - aan mij vast. Echt, je kunt aan de krassen op mijn armen zien dat Lobo weer geweest is. Pas als we samen het hele huis hebben geïnspecteerd en Roos zeker weet dat Lobo zich nergens verdekt heeft opgesteld, is hij bereid mijn armen te verlaten.
Pfff… Soms voel ik me als de man die een wolf, een geit en een kool naar de overkant van de rivier moet brengen.

vrijdag 27 augustus 2010

Vaag


Bijna had ik deze foto weggegooid, maar net op tijd bedacht ik waarom ik hem ook alweer genomen had.
Nee, dit beeld staat niet in mijn tuin. Het staat in Antwerpen in park Middelheim. En er is iets bijzonders mee aan de hand. Zie jij wat het is? ‘Ja lekker,’ hoor ik je denken, ‘zo’n onscherpe foto van een stukje van een beeld, hoe kan ik daar nou wat op zien?’ Maar dat heeft er juist mee te maken! Ik probeerde scherp te stellen op iets wat ernaast vloog. En dat is niet helemaal gelukt, want het ging er als de wiedeweerga vandoor.
Tatarata, hier komt de oplossing: in dit beeld heeft een koolmees een nest gebouwd. Ik heb het zelf gezien. Er zit een piepklein gaatje boven in – met een holletje erachter, dat kan bijna niet anders - en daar vloog die mees in en uit met spulletjes voor zijn nest. Eigenlijk is dit dus een foto van een stukje beeld met een nest erin. En van een net weggevlogen koolmees met een bekje vol takjes en veertjes. Is dat bijzonder of niet?

zaterdag 21 augustus 2010

Spinnendag


Vandaag is het spinnendag. Ik weet het zeker. Toen ik net wat sprieten en oude knoppen in mijn tuin afknipte, kwam ik wel drie verse webben tegen met kanjers van spinnen erin. Allemaal even mooi.
Maar sommige spinnen vergooien hun talenten, die doen maar wat. Zo had er één ijverig een web geweven vanaf de rozenstruik naar het stuur van Hannahs fiets. Zie je hem hangen vlak onder zijn zilveren draadje? Ja precies, dat lichte stipje, dat is em. 
Gelukkig voor hem ligt Hannah nog te slapen en Hannah kennende blijft dat ook nog wel even zo, dus een beetje plezier zal hij nog wel hebben van zijn prachtige web. In een zacht briesje schommelt hij argeloos heen en weer, in afwachting van de eerste vlieg. Wat een goeie plek heb ik toch, zie ik hem denken. Wie doet me wat?



donderdag 19 augustus 2010

Dapper


Vanmorgen zat Roos op het stoepje voor de keuken, toen hij werd belaagd door de Vreselijk Gemene Kater van de buren. Met zijn oren plat in zijn nek blies hij zo hard dat ik het zelfs door de keukendeur heen kon horen. Daar stond ik namelijk achter en ik keek om zo te zeggen over zijn schouder mee naar wat er gebeurde. Eerst niet zo gek veel. De Vreselijk Gemene Kater is jammer genoeg nooit erg onder de indruk van Roos. Hij weet dat Roos diep in zijn hart maar een bang poesje is. Dus bleef hij brutaal zitten kijken, verveeld bijna zo van: ‘Hallo, is dit alles of komt er nog wat?’
Tot hij mij in de gaten kreeg. Als ik eenmaal de tuin in kom is hij nog niet jarig, dat weet hij. Wij voeren een stille oorlog. De Vreselijk Gemene Kater heeft de gewoonte overal in mijn tuin kleine plasjes te doen. Tegen de keukendeur, tegen de afvalbak en, erger nog, tegen mijn fiets. Echt waar, als hij weer eens bezig is geweest, trek ik een heel geurspoor door Amsterdam. Iedereen springt voor mij opzij. En dan hebben we het nog niet eens over die kikker die hij gepakt heeft. Ja, hij ook al! Ik heb het niet zelf gezien - gelukkig voor hem - ik hoorde het van een buurvrouw. Nou ja, je begrijpt het al De VGK en ik zijn niet de allerbeste vrienden.
Zodra hij mij vanmorgen in het oog kreeg, daar achter die glazen deur, zette hij al een voorzichtig pootje naar achteren. Ik hoefde mijn ogen maar tot spleetjes te knijpen om hem verder terug te doen deinzen. Toen ik ook nog eens wild met mijn armen begon te maaien, droop hij helemaal af. Langzaam, waardig, alsof hij dat eigenlijk al lang van plan was, maar toch.
Intussen dacht Roos dat hij geweldig veel succes had, dat het hem vandaag zowaar gelukt was de VGK weg te blazen! Hij had de dag van zijn leven. Je had hem moeten zien lopen later: soepel pasje, losjes in de heupen, zijn kontje wiebelend van trots. 

dinsdag 10 augustus 2010

Wormen eten


Zit ik net gezellig aan tafel een boterham te eten, vindt Karel het nodig om een dikke, vette worm uit de grond te trekken. Precies op dat moment, precies op een plekje waar ik hem goed kan zien. En trekken aan dat beest! Die worm werd minstens twee keer zo lang. Er kwam geen eind aan.

‘Hé, ik zit te eten, ja!’ wilde ik roepen. ‘Kun je daar even mee wachten? Of het desnoods ergens anders gaan zitten doen?’ Maar dat kon hij natuurlijk niet. Ik wel. Dus pakte ik mijn bordje op en ging fijn op de bank zitten.

Niet meer aan denken, zei ik tegen mezelf. Een boterham is geen worm. En ik ben geen merel. Maar op de een of andere manier wilde die boterham niet meer naar binnen.

Ik weet wel hoe het komt. Toen ik een jaar of acht was, hielp ik samen met mijn vriendinnetje Leonie haar grote broer Jan bij het opgraven van wormen. Die voerde hij aan zijn waterschildpadden. De hele middag groeven we in de tuin en hengelden worm na worm op. Ik moet gegriezeld hebben, want ik ben nooit dol geweest op wormen.

's Avonds mocht ik bij Leonie blijven eten. Haar moeder zette een glazen schaal op tafel, een heel erg doorzichtige glazen schaal met lange macaroni. Dikke spaghetti, zeg maar. Die slierten, een beetje bleekroze door de tomatensaus, zaten lekker door elkaar gekronkeld tegen de glaswand geplakt. Ik zag ze nog net niet bewegen.

Ik hoefde er maar een keer naar te kijken om heel zeker te weten dat ik daar geen hap van ging nemen. 'Lust je geen macaroni?' werd mij gevraagd. 'Jawel,' piepte ik, 'maar geen lange.' Een schaal korte macaroni kronkelt niet en lijkt ook nergens op, bedoelde ik. 'Dan snijden we ze toch klein,' was het opgewekte antwoord. En dat deden ze ook nog. Voor míjn ogen, op mijn bord.

En nu dus die boterham. Nee, een boterham is geen worm, maar ... Dan maar naar buiten ermee, dacht ik. Ik sneed hem in stukjes en gooide hem zonder pardon de tuin in. Karel was nergens meer te bekennen.

vrijdag 30 juli 2010

Artis?


Artis, dacht je? Mis! Mijn achtertuin. Gezien vanuit mijn slaapkamerraam. Ik heb wel eens vijf van deze jongens in mijn boom gehad. Maar deze twee houden de zak pinda’s liever voor zichzelf. Moet je die rechter oplettend zien kijken. ‘Hé sukkels, wegwezen allemaal. Laat ons eens even rustig eten.’ Rustig eten: dat kun je net denken. Ze vreten als een stel struikrovers, die drie dagen geen eten hebben gehad, zodat de brokken pinda om je oren vliegen. En een kabaal dat ze maken!

Ik weet nog goed dat ik voor het eerst een stel van deze grasparkieten (want dat zijn het) zag. Ik was in de speeltuin met mijn kinderen. Die zijn nu 20 en bijna 19, dus dat moet zo'n 15 jaar geleden geweest zijn. Ik lag op mijn rug in het gras en keek naar de lucht. En opeens zag ik ze vliegen: drie knalgroene vogels! Ik schoot meteen rechtop. Die zijn ontsnapt, dacht ik.

Later, toen we alweer thuis waren, ging ik aan mezelf twijfelen. Had ik écht drie knalgroene parkieten zien overvliegen, hoog in de lucht? Of had ik het me maar verbeeld? Het was tenslotte nogal warm daar in die speeltuin. Een zonnesteek heb je zo te pakken. ..

Maar vanaf die tijd zag ik ze vaker. Soms zag ik er maar twee en dan was ik bezorgd om de derde. Lange tijd was ik ervan overtuigd dat er drie parkieten door Amsterdam vlogen, vooral in mijn buurt. Maar al gauw zag ik er meer en op een dag las ik in de krant dat er een hele kolonie van deze beesten neergestreken was in park Frankendael, vlakbij mijn huis.

Inmiddels kijk ik er al niet meer van op als ik een paar van die gozers door de lucht zie zeilen. Ze horen erbij net als de duiven en de koolmezen. Maar als ze zo vlak voor mijn neus komen zitten, pak ik toch even mijn camera.



zaterdag 10 juli 2010

Koolmezen



Ik vertelde al over de reiger, hoe ik met hem vocht en hoe ik van hem won. Maar er gebeurde nog meer in die tijd. Terwijl ik samen met Daniël die griezelige, groene draden spon boven het wateroppervlak van de vijver, ging Daniël plotseling rechtop staan. ‘Je hebt een nest ergens,’ zei hij.
Met de groene bol touw nog in mijn hand, luisterde ik eens goed en toen hoorde ik het ook. Krijsende vogeltjes. Hongerige, krijsende vogeltjes. Samen liepen Daniël en ik de tuin in en opeens begreep ik waar dit lawaai vandaan kwam. Uit het houten nestkastje!


Ik had het ooit gekregen bij een bezoek aan Boslust, een leuke school in Ommen. De kinderen overhandigden het mij breed lachend, niet alleen omdat het gevuld was met paaseitjes, maar vooral ook omdat ze het kastje zelf hadden gemaakt. Thuis hing ik het op aan de buitenmuur van mijn keuken. Ik zal eerlijk bekennen dat ik er weinig vertrouwen in had. Ik dacht dat vogels nooit zo dicht bij een huis zouden durven broeden. 

Maar nu was het wonder dan toch gebeurd. Er was – strootje voor strootje - een nestje gemaakt, er waren eitjes gelegd zonder dat ik dat in de gaten had gehad, zonder dat ik de gelukkige ouders had kunnen feliciteren. En zelfs het eerste krijsen was me ontgaan.

In de dagen en weken erna zag ik vader en moeder af en aan vliegen. Bij hun binnenkomst werden ze telkens uitbundig toegejuicht. Je kon geen normaal gesprek meer voeren in die tuin. Maar wat gaf dat. Het keiharde gepiep klonk zo gezellig, dat ik soms speciaal wat langer in de tuin bleef om het te horen. Op allerlei momenten stak ik mijn kop om de hoek van de keukendeur om te luisteren en diep te zuchten. Wat lief, wat schattig.

Was het dan niet vreselijk ondankbaar, dat het hele gezin vertrok in een weekend waarin ik niet thuis was. Geen afscheid, geen bloemetje, niks. Gewoon ertussenuit gepiept!

illustratie: Johan de Koning





woensdag 7 juli 2010

Kikkers 2


De oever van mijn vijver was met Pasen nog kaal. Er groeide nog helemaal niets. Dat was het laffe van die reiger. Hij kon doodleuk op het huis aan de overkant van de straat gaan zitten wachten en in die gladde spiegel staren, totdat hij de minste of geringste rimpel zag. Mijn vijver was een bord soep, waar die reiger goed zicht op had en waar hij de kikkerballetjes zo uit kon vissen! Daar moest ik iets aan doen.

Daniël raadde mij aan draden te spannen en dat deed ik. Ik spande een draad op de schutting, waar die rover een tussenlanding moest maken. Hij is namelijk veel te groot om zich zomaar in één keer vanaf het dak in mijn tuin te storten. Ook over de vijver zelf weefde ik een web van groene, afschrikwekkende draden. 

De eerste dagen stond ik voortdurend bij het raam. Hij kwam. Hij probeerde van alles, maar telkens opnieuw joeg ik hem weg, met de bezem. ’s Avonds als het begon te schemeren zag ik zijn silhouet op het dak van het hoekhuis. Ik werd steeds fanatieker. Ik durfde nauwelijks meer te gaan slapen. Op het laatst zou ik bereid geweest zijn ’s nachts in mijn tuin te gaan slapen, pal naast de vijver. Als het nodig geweest was. Maar dat was het niet. De reiger bleef weg. Ik had gewonnen.

Wel hoorde ik nog dagenlang de mannetjeskikker verlangend borren vanuit de vijver. Hij mist zijn vrouwtje, dacht ik dan. En die kleintjes missen hun moeder, hun tante, hun oma. Stomme rotreiger. 

Eén ding is mooi. Voordat ze werd ontvoerd, heeft het vrouwtje haar buikje geleegd. Ik vond de klont dril twee dagen later in de vijverbedding, vlak onder het riet. En wat voor een dril. Je zou het nu eens moeten zien! Het krioelt, flippert en flappert aan alle kanten. Als ik thuiskom en de houten tuindeur openduw, is het wateroppervlak volop in beweging. Overal zie ik vrolijke zwarte vlaggetjes. Het is niet voor niets geweest.

zaterdag 3 juli 2010

Kikkers 1



 En dan is er de vijver met de kikkers en niet te vergeten: de kikkervisjes, want die zijn ruim in de meerderheid. Sinds mijn kikkers zeven jaar geleden op een bakfiets verhuisden van de oude naar de nieuwe tuin, doen ze fanatiek hun best om te overleven en meer dan dat. 
Die bakfiets vonden ze trouwens geweldig. Ze zaten in een soort aquarium in de bak van de bakfiets en keken hun ogen uit. Opgewonden verdrongen ze zich voor de ramen, dat kan ik je wel vertellen. Ze hadden natuurlijk nog nooit een rijtoer door de stad gemaakt en dan meteen een stad als Amsterdam! Noem mij eens een andere kikker die zoiets kan vertellen.

Het leven in de nieuwe tuin vonden ze eerst wel een beetje verwarrend. Soms sprongen ze per ongeluk bij de buren naar binnen en toen Hannah op een dag op de trampoline sprong, deden zij enthousiast mee op het tuinpad. Ze dachten vast dat Hannah, met haar groene vest, de opperkikker was. Slim was dat niet, als je bedenkt dat er een legertje poezen in onze binnentuinen rondhangt. Maar dat wisten ze toen nog niet.

Hun leventje leek tamelijk onbezorgd tot Pasen van dit jaar. Op tweede paasdag zat ik met één oog in de krant te lezen en zag met het andere iets groots landen in mijn tuin. Een reiger! Hoe brutaal kun je zijn! Voordat ik begreep wat er gebeurde had hij zijn snavel al in het water gestoken en klapwiekend vloog hij weer op. Met een kikker in zijn bek!

Ik schrok me een ongeluk. Ik kon zien dat het een flinke kikker was, een oudje dus, waarschijnlijk één die de rijtoer nog had meegemaakt en die daar op zwoele zomeravonden op de rand van de vijver dromerig over vertelde. Het was een bijzondere kikker, wil ik maar zeggen. En meer nog: het was míjn kikker. Waar haalde die grijze ellendeling het lef vandaan om op roofjacht te gaan in mijn tuin. Tot op dat moment had ik reigers nog wel leuk gevonden, vooral door die zwarte veter aan hun kop, waardoor ze op matrozen lijken. Maar sinds tweede paasdag is dat voorgoed voorbij. Het is uit tussen mij en de reigers.

foto: Johan de Koning


woensdag 30 juni 2010

Karel





Zeven jaar geleden kwamen we in dit huis wonen en vanaf de eerste dag zat Karel in de tuin. Daar viel toen nog weinig te beleven - het was een grote zandbak - maar Karel scharrelde er evengoed wat rond. Hij viel mij meteen op door de witte sjaal die hij om had. Niet van stof, maar van veren.

Karel en ik sloten meteen vriendschap en nu komt hij al zeven jaar bij mij wormen en zaadjes halen. Want ik heb natuurlijk wel alle bloemen en struiken aangeschaft die op zijn verlanglijstje stonden. Als ik met mijn fiets het tuinpad op kom, blijft Karel rustig zitten waar hij zit. Soms op maar één meter afstand. Hij kijkt belangstellend wat ik doe, maar bang is hij niet. Hij weet dat wij vrienden zijn.

Ik help hem altijd de winter door door voor hem op een speciaal plekje (sssst, onder de grote struik naast de vijver) een halve appel neer te leggen. Alleen hij en ik weten het. Soms begint hij er uitbundig aan te rukken en te trekken en sleept die appel de halve tuin door. Dom natuurlijk, want dan ben je zo’n appeltje zo kwijt. Aan je geliefde bijvoorbeeld.

De geliefde van Karel heet Eva en ze zal ook wel lief zijn, maar in de afgelopen winter heb ik haar wel van een andere kant leren kennen. Als ze de kans kreeg pikte ze Karels appel af en stuurde hem weg. Dan zat hij heel zielig vanaf de schutting toe te kijken hoe zij ongemanierd zat te schrokken. En ik stond weer nagel bijtend vanachter het raam toe te kijken. In stilte moedigde ik Karel aan, maar ik moet bekennen dat ik soms ook wel eens dacht: ‘Sukkel! Ik had die appel voor jou neergelegd!’ Liefst had ik de tuindeur open gekwakt en geroepen: 'Ben jij nou een man!' Maar had ik dat gedaan, dan waren Karel en Eva natuurlijk van schrik allebei vertrokken.

Eigenlijk heeft Karel maar één echt nadeel: hij wil niet op de foto. Telkens als ik eraan kom met mijn toestel, vliegt hij weg. Vandaar dit vage plaatje. Zie je de witte streep? Jawel toch? Een beetje?

dinsdag 29 juni 2010

Rosa Monica

Dit is een weblog over de dieren in mijn huis en in mijn tuin. Voordat ik daar zo maar pardoes over kan beginnen moet ik de hoofdpersonen natuurlijk wel even netjes voorstellen. Vandaag, op dag 1, is het de beurt aan Roos. 


Roos is de koning van het huis. Oké, toegegeven, niet echt een naam voor een koning, er zijn vast niet veel koningen die zo heten. Het heeft er alles mee te maken dat hij nog maar een prinsje was, toen hij ons huis in kwam. Toen was nog absoluut niet aan hem te zien of hij een jongen of een meisje was, maar Hannah, mijn dochter, wist het meteen zeker. ‘Dat is Rosa Monica,’ zei ze, alsof ze hem uit een vorig leven kende. Daar hadden wij niet van terug en zo werd dat zijn naam. Het plechtige Rosa Monica sleet in dertien jaar af tot Roos.

 Roos is nogal een slaapkop. In de winter slaapt hij op alle plekken in huis, die hem geschikt lijken: mijn bed, de verwarming, in de prullenmand, in een doos die ooit in de kamer is blijven staan en op de schoot van iedereen die per ongeluk gaat zitten.


In de zomer ligt hij in de tuin. Niet in een ligstoel, maar patsboem op de zwarte aarde tussen de planten of lang uitgestrekt op het tuinpad. Dat laatste is nogal onhandig als je er langs moet met de fiets. En denk maar niet hij opzij gaat.
 Soms maakt hij een wandelingetje door de binnentuinen van de buren, maar meestal blijft hij veilig op eigen terrein. Een paar dagen geleden had ik de poort naar de buitenwereld open laten staan toen ik vuilnis in de container wilde gooien. En jawel, toen waagde hij zich zomaar over de drempel. Voor het eerst van zijn leven zag hij een auto van dichtbij! Voor het eerst van zijn leven rook hij een auto van dichtbij!

Ik zag dat hij zichzelf berestoer vond. Hij liep erbij als een bokser met een brede borstkas, die zijn spierbundels even laat rollen. Hij kwam dan ook absoluut niet toen ik hem riep. ‘Die binnentuin is voor watjes,’ leek hij te denken. ‘Ik heb andere dingen te doen.’ Zoals rondruiken bij de buitenmuur, volgens mij het hoekje waar regelmatig door jan en alleman geplast wordt. Hij was er niet weg te slaan. Wat een geurenparadijs!

Uiteindelijk heb ik hem stilletjes beslopen, opgetild en terug gedragen naar zijn eigen erf. Daar bleef hij wel een kwartier nabluffen, maakte jacht op alles wat bewoog (plantjes!) met een staart als een eekhoorn en ging zelfs een gevecht aan met de boom. Ik laat hem nog wel een keer uit. Aan een koordje.