woensdag 20 oktober 2010

Slaapkoppen


Vandaag kwamen er zomaar twee mannen het huis binnen stappen. Ze hadden eerst aangebeld, maar dat maakte het voor Roos eigenlijk alleen maar enger. De bel kan tenslotte ook betekenen dat Lobo voor de deur staat.

Deze keer was het dan wel geen blaffende springende hond, maar mannen kunnen ook behoorlijk eng zijn. En het waren er twee! Blaffen en springen deden ze gelukkig niet, maar ze roken wel verdacht, heel anders dan wij, en ze hadden ritselende spullen bij zich.

Roos had het gauw gezien. Met zijn buik tegen de grond sloop hij de kamer uit om daarna stilletjes de trap op te hippen. ‘Vlug op het blauwe bed,’ leek hij te denken, ‘daar durven die engerds vast niet te komen.’ Waar hij gelijk in heeft.
Maar uuuuuhhh …. het bed was bezet!  

Was dat even boffen? Hannah lag er al. En wat is er fijner dan met z’n tweeën op het blauwe bed?
Zzzzzzz….





maandag 4 oktober 2010

Logeren



Zaterdag kwam Lobo logeren. Ik zal eerlijk toegeven, dat ik me van tevoren bezorgd had afgevraagd hoe dat ‘s nachts zou gaan. Of hij bijvoorbeeld niet de hele buurt bij elkaar zou blaffen. Of, minstens zo erg, mij om zes uur wakker zou maken met gehonkebonk boven mijn hoofd.
Maar nee hoor. Wat een zoetje! Hij sliep uit tot negen uur en toen ik hem uit zijn bench (hok) haalde, kwispelde hij blij. Geen blafje kwam er over zijn lippen. Wel trok hij mij daarna bijna van de trap af, maar dat was enthousiasme.

Opgewekt begonnen Lobo en ik aan een wandeling langs het water. Af en toe moest ik wel met mijn volle gewicht aan de riem hangen om hem in bedwang te houden, want als hij wat ruikt dan ruikt hij het ook echt. En dan moet hij erop af. Zelf dacht ik dat het er wel goed uitzag, tot een man een gesprekje met mij begon. Hij wilde weten hoe oud Lobo was. ‘Anderhalf jaar nog maar,’ zei ik. ‘Maar hij is erg sterk.’ ‘Dat zag ik,’ lachte de man. ‘Hij sleurde je de hele kade over.’

Die middag in park Frankendael hield ik Lobo superkort om duidelijk te maken wie van ons tweeën de baas was. Het beloofde een fijne middag te worden: het zonnetje scheen en allerlei mensen riepen aardige dingen over Lobo. Wat een schatje, zo wit en dan die mooie zwarte ogen, wat een beauty. Ik knikte trots. Maar bij de vijfde of zesde keer had ik er genoeg van. En ik dan? wilde ik vragen. Ik had mijn allermooiste herfstrokje aangetrokken en denk maar niet dat iemand daar wat van zei.

Dus voerde ik Lobo gauw mee naar het eiland middenin het park, waar maar weinig mensen komen en waar hij los mag. Daar konden we tenminste ongestoord rondrennen en foto’s maken. Zie je hoe stoer hij bezig is met die tak? En wat is hij mooi, hè?