zaterdag 27 november 2010

Woelratjes!

Het begon met een gat in het tuinpad. Gisteravond stapte ik er in het donker bijna in. Vanmorgen bekeek ik de zaak eens wat beter. Nou ja! Wat was dit?

Daniël dacht aan een mol of een rat die zo brutaal was een gang onder ons pad te graven, Hannah hield het op de Noord-Zuid lijn en ik vermoedde dat het iets te maken had met mijn nieuwe boek: Het geheim van de onderaardse grotten. Dit kon geen toeval zijn!






We besloten het onderzoek wetenschappelijk aan te pakken. Eerst dook Roos met kop en schouders in het gat. Al gauw zat hij vast.

 
Daarna haalde Daniël meer tegels weg, waarbij hij een opgraving deed. Een lepel! Dit voorwerp leek ons een aanwijzing dat wij van doen hadden met een zeer intelligent graafdier. Het maakte gebruik van werktuigen!

Wij speurden verder. Het dier (of was het soms een hele familie?) had al drie gangen gegraven: één naar de buren, één naar de rest van de tuin en één onder ons huis door. Dat laatste beviel mij nog het minst.



Er zat niets anders op dan een grote zak zand te kopen bij de tuinwinkel in de buurt. Daar begon de één te roepen dat we gif moesten strooien en de ander dat we klemmen moesten plaatsen. De enige die er echt verstand van had, luisterde rustig naar ons verhaal en zei: ‘Dat zijn woelratjes. Die komen uit het water.’
‘Uit het water?’ riepen wij. ‘Maar de Transvaalkade is een heel blok verderop!’
‘Zo’n huizenblokje, daar zitten die beestjes niet mee,’ zei de meneer. ‘Daar graven ze zo onderdoor.’
Gelukkig was er niets aan te doen. Klemmen en gif zouden niet helpen. Mooi zo, want daar houd ik totaal niet van.
Thuisgekomen vond Daniël op het internet allerlei tips om de woelratjes te verjagen, zodat ze fijn een deurtje verder gaan graven.

Let op! Hier komen er twee van een boer uit de Achterhoek.
1) Sla een balk in de grond en klop daar elke dag op met een grote, vette hamer. Dat dreunt lekker door.
2) Graaf een fles of een paar flessen in, rechtop, met een stukje van de hals boven de grond. Dan komt de wind daarin blazen en fluiten en daar houden woelratjes ook al niet van.

Wie had dat gedacht! Een kloppende, fluitende anti-woelrat-klankspeeltuin. En nu maar hopen dat het helpt. Dan mogen de buren ze weer een deurtje verder helpen. Wel de goeie kant op graag!

PS. Zien jullie wel dat ik de kop van mijn weblog veranderd heb? In deze blog beschrijf ik alles wat er gebeurt met de dieren in en om en ONDER mijn huis!

woensdag 17 november 2010

Bomenkapper


Nee, een boom is geen dier. Maar omdat mijn boom wel heel veel dieren geduldig huisvest, verdient hij toch een plekje op mijn blog. Zeker nu de kapper langskomt. En zoals het hoort krijgen jullie daarbij een plaatje van vóór en na de behandeling.

Hierboven is duidelijk te zien hoe mijn boom brutaal naar binnen staat te gluren bij mijn slaapkamer. En reken maar dat Karel en de koolmezen zich regelmatig op zijn takken verdringen om ook een glimp op te vangen van wat daar allemaal gebeurt. Soms krijg ik het gevoel dat de boom zijn takken naar mij probeert uit te strekken om mij liefdevol te omhelzen. Word ik op een ochtend wakker in de armen van een kersenboom! Een nepkersenboom wel te verstaan want er groeit geen normale kers aan.

Wat is er tegen het slapen in een boom? Beroemde voorbeelden gingen mij voor. Mijn tante en oom in Laren natuurlijk, maar ook de Griekse held Odysseus, die twintig jaar van huis was en daarna alleen nog maar kon bewijzen dat hij het echt was door over dat bed in die boom te beginnen. Alleen lijkt het mij zo nat in de herfst en zo koud in de winter. Je hoort het al: ik ben niet bepaald voor held in de wieg gelegd. Gewoon een watje, dat lekker onder een donzen dekbed wil wegdromen.

Een bomenkapper heet een hovenier en die knipt niet maar die snoeit. Die van mij heet Sjoerd. Hier zie je hem aan het werk. Stoer hè?



En wat vinden jullie van het kapsel? Beetje kaal? Maar dat is niet alleen de schuld van Sjoerd, hoor. De wind kwam ook nog even langs om mijn boom een aai over zijn bol te geven. Hee wind, kan het voortaan wat voorzichtiger?! Noem je dat een aai?







woensdag 10 november 2010

Dakloos


Als de bladeren vallen, zie je opeens van alles. Het voederhuisje van afgelopen winter bijvoorbeeld. Ik had het opgehangen om de vogels voedsel en onderdak te geven. Onderdak? Dak? Waar is mijn dak gebleven!?

Eerst dacht ik aan de Vlaamse Gaaien. Zware jongens zijn dat, die alleen in de winter in mijn tuin komen als er wat te halen valt. Ze nemen heel hebberig twee doppinda’s tegelijk in hun bek en dat gaat natuurlijk beter door een open dak dan door zo’n suf, klein deurtje.

Maar plotseling kreeg ik mijn koolmezenkast in het oog en dacht aan het prachtige nestje dat ik er nog niet zo lang geleden uithaalde. Zouden die twee slimmeriken strootje voor strootje mijn dak meegenomen hebben? Ze dragen dan wel van die keurige stropdasjes, maar dat zegt tegenwoordig ook niks meer. En trouwens, wat dacht je van die bivakmutsen? Stelletje boeven!

Nadat ik dit stukje geschreven had, stond ik op van mijn stoel en zag iets raars.



Nou ja! Is dat een nieuwe rage, nesten bouwen van mijn goeie spullen?
Houd de dief!


maandag 1 november 2010

Gatenweb



Hoezo gatenweb? Ooit een web zónder gaten gezien? Anders zou het toch zeker wel een spinnenkleedje heten! Of een spinnengordijntje. Maar deze spin maakt het wel heel bont. Hoe lang houdt hij dit vol, vroeg ik me af. Een beetje vlieg vliegt door die knollen van gaten vrolijk verder, terwijl hij een lange neus maakt naar meneer Spin met zijn web van niks.

Als ik er vroeger slordig bij liep of een gat in mijn kleren had, zei mijn moeder altijd: ‘Kind, je lijkt wel van de bedeling.’(Spreek uit: bedééling.) Daar gingen arme mensen heen, die zelf geen geld hadden om kleren te kopen. Die kregen ze dan van de bedéling en als ik mijn moeder mag geloven, dan waren die kleren vaak te groot of te klein of er zaten gaten in.

Nou, deze spin is volgens mij ook behoorlijk van de bedéling. En waarschijnlijk kwam hij net voor sluitingstijd binnenvliegen.
'Een webje graag.' Hijg, hijg.
'We hebben alleen deze nog hangen. Een tweedehandsje. Maar als u hem een beetje opknapt...' 
En dat heeft die vette luilak dus mooi niet gedaan. Hij dacht natuurlijk: er is nog meer dan genoeg web over. Ophangen en schommelen maar.

Of zou hij juist vol trots aan iedereen willen laten zien hoe vreselijk veel dikke vette vliegen hij al gevangen heeft? Wat een knollen van gaten, wat een dikke vliegen, wat ben ik knap! Heb ik een stoere macho-spin in mijn tuin, die liever trots verhongert, dan een watje te lijken die vandaag nog helemaal niet beet heeft gehad.

Wat denken jullie? Een vette luilak? Of toch een stoere macho?